127. Gooi maar vol

Het breidt zich uit. Mijn lijf zelf. En het breidt dus uit naar de lijven van mijn dieren. Alsof we samen één lijf zijn, alle zielen dezelfde gedachten: eten, eten, eten.

Mijn twee pony’s schommelen hun reusachtige buiken zuchtend het bos door; ze hebben meer beweging nodig. Voordat ze op gang zijn gekomen hebben Tillie en ik hen 500 meter voort moeten slepen, trekkend, stilstaand, klik-klakkend. Langzaam verdwijnen hun visioenen van hele hoge hooibergen. Sporten doet een ieder goed.

Onze katten sporten in de vroege ochtend het kattenluikje door, die van de overbuurvrouw. Daarbij kermen ze zachtjes, volhardend. Totdat de buurvrouw katten-delicatessen in hun zielige bekjes propt. Dat vergeten de jongens niet makkelijk, en net zo obsessief als ik, gaan ze keer op keer dezelfde weg. Op deze wijze komen we allemaal klem te zitten. In spijkerbroeken, kattenluikjes en repeterend gedrag. Mens en dier komen zo bijna nergens anders meer aan toe.

Het campertje gooit het roer wél om. De garage belt, met een meevaller, het busje is coöperatief van aard, laat verroeste onderdelen makkelijk en zonder te breken los. Het wordt tijd om in te stappen, mee met die flow, die weg op te gaan, vooral nu de camperkeuken nog leeg is.

Een gedachte over “127. Gooi maar vol

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s