Gisteravond, zo tegen de nacht, komen we het campertje van onze dromen tegen. Hoe kunnen we zo slapen, twee uur verslapen lukt wel. En Tillie moet werken.
Vanavond zou ik kunnen gaan dansen als sport. Zo staat het in de agenda. Maar er piept wat tussendoor: de nieuwe gymschoenen zijn schoenen voor sporten in de zaal. Daar heeft de verkoper niets van laten merken. En ik had het moeten weten, maar viel voor het retro-zooltje, niet verder gekeken.
Dus ruilen. 26 minuten heen en 26 minuten terug op de fiets. Ik fiets zo dat ik er heel moe van wordt, zodat het sporten is. De mevrouw voor me ga ik inhalen. Maar als ze klaar is met haar oortje in doen en haar handschoenen in de fietstas heeft, spurt ze er, on-elektrisch, vandoor. Ik ken mijn plaats en ik ben in opbouw. Ze is zo snel uit het zicht, dat de confrontatie van korte duur is.
En vandaag fiets ik door het bos naar de stal met de paardjes. Nu word ik ingehaald. Twee vrouwen op een mountainbike, zeg 30 en 40 jaar. Dat gaat hard en kletsend (de ene met, de andere zonder modderstreep: hoe kan dat verschil). Op hun rug staat zoiets als: “De Zwaluwen Deventer”. Dat is in de buurt! In gedachten meld ik mij aan, zorgen makend over de groep waar ik in zou passen, of die bestaat. Maar dat hoeft ook niet, bij de spoorovergang staan we allemaal stil. “Je hebt ons ingehaald” zegt degene zonder modderstreep. That’s me.
De volgende dag.
Een heel strak schema voor vandaag. En tijd is belangrijk. We gaan drie campertjes bezichtigen, waar we 100-den kilometers voor rijden moeten. Daarom rijd ik al vroeg op de mountainbike, nog net donker, zonder blog een no-waytje. Natuurlijk is het mooi, zo in de natuur en de stilte. Maar ik tel steeds tot 100, en dat doe ik alleen als ik afzie. Ben ik bij de 100 mag ik even een blik op de omgeving werpen. Het thuiskomen, de douche en de koffie na het sporten, dat is allemaal heel fijn. En toch echt van een andere orde dan het eindelijk uittrekken van de te kleine schoen.