We fietsen 10 kilometer heen, voor de bio-dynamische boodschappen, ja je hebt een hobby of niet. En Ruby is boos, omdat ze bij Tillie achterop zit en niet op haar eigen fiets met ratels. Elke keer als ze mij in het vizier krijgt, trappend, raakt ze weer geïrriteerd, terwijl ik wel mijn ratels er expres al afgehaald had, maar ik kan het niet voor zijn. Op de markt zijn de rijen voor de kramen zo lang als in Rusland de gewoonte is. Ik wacht, Ruby rent gelukzalig rond, en Til eigenlijk ook. Maar na een uur moeten we de fiets weer op. Ze kan het gewoon niet uitstaan! Ik vind het hoopgevend, voel dat een kleuter-mountainbike steeds dichterbij komt.
Maar eerst nog maar eens, voor de rust, met de auto. Nu gaan we naar de paarden. “De paarren”, zegt Ruby. De d is nog moeilijk. Ook die in “adio”: de keren dat ze wel zelf fietst, wegrijdt, en “Arrio!” ten afscheid juicht, trots.
Het is altijd fijn scharrelen op stal, vindt Ruby ook. Ze probeert nog wel even of ze voor de terugweg ongezien achter het stuur kan schieten, gaat dan toch probleemloos achterin. Eigenlijk wel lekker, een auto, altijd maar dat gefiets.

En daarbij hoef je ook nooit zélf je band te plakken.

De dag loopt al weer op zijn eind zo. Geen tijd meer voor de blauwe camper, maar die is nu wel aan de beurt vinden we allemaal.