73. Jij en/of ik

Mijn paardrijles staat weer voor de deur, een half uurtje nog. Ik denk niet dat ik mij ontwikkeld heb. In de zes weken zonder les heb ik één keer, heel kort, op April gezeten. En dat is al heel bijzonder, ik kom niet zomaar op haar. Neem nú als voorbeeld, vlak voor de les:

Een halster om, en uit de wei. Dan ga ik haar borstelen. So far, so good. Het halster moet af, een ijzeren bit in haar mond. Mooi niet. Stijf houdt ze haar tanden op elkaar, opent ze alleen om een hap gras te nemen. Ik stop mijn vinger in haar mond om tanden uiteen te krijgen, ze draait weg, hoofd zwaar naar beneden, eten. Ja, en nu? Ik probeer zo nog een tijdje door. Het halster en de teugels draaien van lieverlee in elkaar, half om haar nek. Ik krijg ze niet ontward. April staat los, kan er zo vandoor, en dat doet ze gewoonlijk graag. Vrijheid, gras. Dat paardrijden is ook zoiets stoms van mensen. Nu blijft ze; voor haar voeten het gras, en misschien heeft ze wel schik in de scène.

Ik ben helemaal alleen op stal. Gelukkig maar, nu kan ik op April focussen. Anders moet ik ook nog letten op hoe dit allemaal wel niet overkomt. Of even een “hoe-is-het-ermee-praatje” maken tijdens deze worsteling. Ik kan vrijelijk alles voelen, van machteloos, naar boos. Tranen hou ik toch maar in. Aarden Marjon, voeten op de grond, ademen. Rust. Dat doe ik. Dan nog krijg ik Aprils’ hoofd niet tussen de grassprieten weg, touwen blijven in de knoop. Ik zie de auto van de paardrij-juf op de bosweg aan komen rijden. Het duurt nog eeuwig voor ze naast ons staat. “We hebben een probleem”, zeg ik.

Dat probleem probeer ik door te schuiven, en dat lukt ook al snel. Omdat ik het echt niet meer weet, en zij dat wel ziet. Als de touwen los zijn, willen we het halster weer om doen. Dan moet Aprils’ hoofd omhoog. De juf doet dat, het lukt. April brengt gelijk haar hoofd weer naar beneden, vindt op haar weg al snel een sterke hand, van de juf. Streng en lief, met slaan heeft het niets van doen. Verbaasd kijkt April weer naar de horizon. Gelukt! Niemand mag dit, alleen mijn paardrij-juf. “Nou”, zegt zij: “Je zal er zelf ook aan moeten”. Ik moet de baas zijn, veiligheid garanderen. Paarden varen er wel bij, het is een taal die ze onderling ook spreken, goed begrijpen.

De paardrijles die volgt is back-to-basic. Ik ga niet op haar rug, ze gaat niet aan een touw. We gaan onze rollen definiëren. Waarbij het de bedoeling is dat ik de leider ben, het poldermodel vaarwel zeg. April loopt los in de bak en ik moet nu steeds haar plaats in gaan nemen, haar wegsturend. Zoals paarden dat onderling doen. De baas mag op het fijnste plekje staan. Afijn, het is zo een paardencoaching, therapie. Het bijzondere is dat ik er voor open sta, dat het doordringt. Ik wil altijd best paardencoaching spelen hoor, de goede antwoorden uit mijn mond laten rollen. Maar deze keer ben ik echt geraakt en snap ik van binnen waar het om gaat.

De volgende dag werkt het door. Ik begeleid een groep kinderen, met de touwtjes meer in mijn handen dan in die van hun. Daar spelen dezelfde zaken, die ik hier en daar, bijna overal, tegenkomen zal. Mooi hè, nog een wereld te ontdekken.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s