Gisteren is er van sporten geen sprake geweest. We zijn aan het camperen in onze voortuin. Met gereedschap. In de tuin naast ons zijn de buren ook gezamenlijk bezig. Zij plaatsen een berkenhaag. Ze graven de aarde eerst uit. Er wonen diep weg namelijk engerlingen, die in de lente voor het verorberen van een haag de handjes niet omdraaien. Gelukkig treffen de buren er geen eentje. Ze houden zich momenteel koest. Aan onze haag. Zien we als we een schep de grond in duwen.
Het voelt vandaag als zo’n programma: stellen die klussen, met een opdracht plus deadlines. En dat je dan ruzie krijgt met elkaar. Of juist heel harmonisch de zaken afhandelt. Ik weet niet meer wat in die programma’s de beste strategie tot winnen vormt, of de toon wat uitmaakt. Anyway, wij neigen het liefst naar ruzie. Maar ja, nu zitten de buurtjes op onze lip, en andersom. Het is één en al pais en vree. Er vliegt maar één keer een kwast de tuin door, niemand die het ziet.
Na de ochtend toont de camper zo:
’s Middags kan het opbouwen beginnen. Schilderen met grondverf, het plafond en de grote slaapkamer.
(ps. het bouwvakkersdecolleté is gecensureerd.)
Wat een geluk toch, hier mee bezig te zijn, en met het zoete uitzicht op de avontuurlijke, reizende toekomst die onze handen vasthoudt.