In het stadje heb je veel “sportbars” Dat past ons goed, en ook wel bijzonder vind ik, dat het hier zo sportief is! “Nee joh”, weet Til, “daar binnen hangt een tv, met sportwedstrijden op.” Dan gaan wij maar alleen aan de slag. Klauterend de natuur in, een route zoekend.
Dit is niks in vergelijking met de route van de volgende dag. Eerst nog even een museum door, van de kunstenaar César Manrique, de beschermer van het eiland. Hij heeft ervoor gezorgd dat er alleen laagbouw op het eiland is, dat er mooie kustroutes te wandelen zijn en zijn kunst te zien is. Nu we toch bezig zijn, gaan we gelijk op een ander cultureel tripje.
Timanfaya, here we come! Dit deel van het eiland is getroffen door een aantal vulkaanuitbarstingen, het landschap versteend achtergelaten. Bewoners weggevlucht, lava uitgerold. Nu zijn wij het, toeristen die het zwartrode landschap overstromen. We gaan. Het is even lastig omhoogkomen naar de parkeerplaats van het park. Je moet goed gas geven, niet in de afgrond kijken en veel bochten sturen.
De parkeerplekken vloeien alle kanten van de berghelling op. We worden naar een tourbus geleid, en zijn de eerste die in mogen stappen. Tillie is zich op het uitzicht aan het verheugen: “Vooraan gaan we, vooraan!”. Ik stel voor om eerst even te plassen, wat te eten. “Nee, nee zo’n kans krijgen we niet meer”, verkneukelt Til zich. “Zal ik anders hier blijven”, vraag ik. “Nee joh, komt goed”, zegt Tillie, “het is is hier niet zo bergachtig”.
Het is een grote touringbus. Er dringen mensen voor, gelukkig, komt u maar. We komen niet naast de bestuurder terecht. De parkeerplaats af. Wat doet de chauffeur? Hij kiest een minuscuul paadje, met verboden toegang bord. En kringelt omhoog, vol bochtjes. Maar de bus is recht, dat weet hij toch wel? “Overgeven Marjon, geef je eraan over. Hij weet wat hij doet, doet het de hele dag door. En hoor de toeristen eens lachen”, therapie ik mij die berghel door.
Een bandje legt uit. Ik luister graag. Wanneer de stem stopt, kun je luisteren naar vulkaangeluiden. Het gaat best. We cirkelen weer verder, hoog, hoger. Afgrond. De bus remt, gaat stil staan. Ernaast! Mensen verlaten hun bank. Dat zou ik ook wel willen, eruit, lopen, opgepikt worden door een helicopter. Maar de anderen gaan foto’s maken, allemaal naar de raamkant naast de afgrond. Nee! Het gewicht van de bus! Mensen, voorzichtig! Ik verstop mij in Tillie, en voel haar zachtjes lachen. Hoe kan ze niet bang zijn?! De chauffeur hoeft maar een klein foutje te maken. Per ongeluk de rem in plaats van het gaspedaal, of andersom. Ik maak de hele dag door fouten. Dat zal iedereen toch wel hebben?
We rijden weer. Nu komt het weer goed. Overgeven, vertrouwen. Hetzelfde herhaalt zich, afgrond, parkeren. Ik doe niet meer mee. Ik verdwijn onder de hoogte van het raam, mijn hoofd op Tillie’s schoot. De bus wiegt heen en weer op windkracht zeven. Zeker weten dat dit fout afloopt. De vulkaangeluiden zijn overgegaan in een wanhopige opera. De baas van de efteling kan hier een inspiratierondje boeken.
We zijn er. Hup de bus uit. Ik zeg: “Tillie, ik moet wat eten, aarden”. Een mooi rond restaurant op de top. Gemaakt door Manrique, waar we vanochtend nog op de koffie waren. Hij heeft zijn restaurant El Diablo genoemd. Het is met panaromaview. Ik zit met mijn rechterdij tegen het glas, ik moet me schrap zetten. Het gonst in mijn lijf. “Til, het restaurant is scheef, het loopt af, zo de afgrond in!” Tillie ziet het niet. Mijn held! Zij moet nog de parkeerplaats af, de afgronden langs. Ik zoek een plekje in de kofferbak.