216. Hoe het verder ging

En toen was het zomaar afgelopen. We reden naar de grens toe. Een fietspad scheidde Duitsland van Nederland. De knooppunten voor een toertochtje op de fiets werden op aparte borden, naast elkaar, weergegeven.

Wij stonden geparkeerd aan de Duitse zijde. Met de katjes beklom ik een uitkijktoren. We konden tot en met Klazinaveen bekijken. De katten bezaten keuzemogelijkheden: water, bos, hei, gras, zand. Voor het bord stippelden ze hun knooppuntroute uit, en daar gingen ze. Hier zouden we blijven, en morgen naar huis gaan, voor de wandeltocht van Tillie.

Zo af en toe kwam er een fietser aan. Zo weinig dat de katjes zich rustig op het fietspad snorrend uitrekten, slapend bijna. Zoals Schotse hooglanders wandelpaden bezetten kunnen. Dat laatste nog een beetje spannend, maar de katten werkten vertederend op de voorbijgangers.

Er stapt weer iemand van het fahrrad af. Of dat onze katten waren. Jawohl! “Aha,” zei hij. “Dát mag in Duitsland dus helemaal niet. Je moet ze om je eigen huis houden. Hup, snel een beetje, in de camper zetten.” “Oh, nou, dank u dat u ons er op wijst” zeg ik terwijl ik aanstalten tot inpakken ga maken. Maar dat gaat zo makkelijk niet. Daar komt Til. “Warum? Da’s haben wir in das ganse Deutschland nog nicht mitgemacht, we zien overal katten, we gaan het trouwens ook helemaal niet doen.” “Nou” zei de man, “als dan de jager komt, worden ze abgeschossen!” Ik geloofde dat, maar Til dacht van niet, zo in een tweetalig fietsknooppuntgebied met fietsers.

Puntje bij paaltje; we zijn de grens maar overgevlucht. Zo kwam Til al goed in de sfeer voor haar vluchtelingennacht van een dag later. Het begon zelfs te regenen, te onweren. Dat werd voor de volgende dag ook voorspeld. Gelukkig hadden we een huis bij ons en een huis om naar toe te vluchten.

2 gedachtes over “216. Hoe het verder ging

Plaats een reactie