315. Zijn

De camping is een sprookje. Dit bord hangt er:

zo bloeit het:

Er wirwarren veldjes over het terrein, onze heeft zo’n 8 plaatsen met gezinnen. Wij zijn de enige Nederlanders. Ricky, Tarquinius en Lucius zijn uitgegroeid tot de koningen van ons dorpje. Alle leeftijden knielen voor hen neer, streichen de rugjes en koppies. Ruby sluit gezellig aan voor de Nederlandse uitleg van leeftijden en hoe te aaien.

Zo langzamerhand vindt Ruby haar weg met de kinderen. Zonder taal kun je bijvoorbeeld samen blaadjes eten van de bomen (dat heb je op een bio – camping.. ). Of lachen en wegrennen. Ruby vindt het ook fijn om met jongere kinderen te spelen. De taal is dan wat minder belangrijk. Alles bij elkaar is het wel heel spannend voor haar. We houden de dagen overzichtelijk, hetzelfde. Ook spreken we de opeenvolgende gebeurtenissen steeds door. Toch blijft het zoeken voor Ruby, opletten. Dan wordt ze makkelijk boos, omdat de controle haar onder de voeten weg lijkt te glijden: ze verzet zich.

Zo gaan we bijvoorbeeld niet zwemmen als het onweert, eten we 1 croissant in plaats van 2, kijken we ook wel eens in een boek in plaats van naar haar en vertrekt het buurjongetje op een dag naar huis. Dan gooit Ruby de stoelen om, knijpt in onze armen, schopt naar benen of gilt. Dat valt nogal op in zo’n camping-context. Wij kennen het wel van thuis, onze buren niet. We reageren niet streng, hebben we ooit wel geprobeerd, dat laaide de boel alleen maar op. Dus we weren af en ondertitelen: “Jij vindt het jammer dat je nu niet zwemmen kunt, dat is het ook, maar we slaan niet, etc.” Dan is het zo weer over, wordt ze begrepen en kan ze zelf misschien een keer woorden geven aan haar gevoel.

Alles op deze camping mag er zijn en dit blijkt ook geen probleem. Geen oordelende blikken, we zijn allemaal samen. Zoals de dappere Frédérique het zegt: “Ik ben wie ik ben en jij mag zijn wie jij wil zijn.”

2 gedachtes over “315. Zijn

Plaats een reactie